Verloop
Steigerbouwer Joris viel in augustus 2012 uit wegens enkel- en beenklachten. In juli 2014 besliste UWV dat geen WGA recht bestond omdat Joris minder dan 35% AO was. Drie jaar later, in september 2017 vroeg Joris bij UWV om een herbeoordeling wegens toegenomen (psychische) klachten. UWV oordeelde dat géén sprake was van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere schatting.
Bezwaar, beroep en hoger beroep
Joris ging in bezwaar. UWV verklaarde het bezwaar ongegrond en ook bij de Rechtbank trok Joris aan het kortste eind. De Rechtbank oordeelde – net als UWV – dat bij einde wachttijd in 2014 geen sprake was van ziekte of gebrek op grond waarvan psychische beperkingen moesten worden aangenomen. Omdat bij einde wachttijd geen psychische klachten waren geconstateerd had UWV voldoende overtuigend en navolgbaar uiteengezet dat geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak.
Volhouder Joris ging in hoger beroep bij de Centrale Raad en hield daar staande dat er in 2014 sprake was van psychische klachten voortvloeiend uit zijn fysieke klachten. De Raad hanteert als norm dat buiten twijfel dient te staan dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak. De bewijslast daarvoor ligt bij de partij die stelt dat er geen causaal verband bestaat.
De Raad zag de verwijzing door de VA B&B naar de omstandigheid dat in 2014 géén beperkingen vanuit psychische klachten werden vastgesteld, als ontoereikend. Daarbij ging de VA B&B slechts kort in op de vraag of de psychische klachten voortvloeien uit de fysieke klachten die speelden tijdens de wachttijd. Volgens de VA B&B is een depressieve stoornis per definitie multifactorieel waarbij één specifieke oorzaak niet zomaar kan worden aangewezen. Daartegenover stelde de psycholoog, die Joris behandelde van februari 2017 tot december 2017, dat de stemmingsklachten het gevolg waren van een ongeval op het werk.
In haar (tussen)uitspraak stelde de Raad recent dat sprake is van een ondeugdelijke onderbouwing en droeg UWV op om binnen zes weken alsnog te komen tot herstel van het geconstateerde gebrek. Deze uitspraak biedt Joris een kans op inkomen terwijl voor ex-werkgever de uitspraak een aanzienlijk financieel risico kan inhouden mocht UWV alsnog tot WGA uitkering overgaan.
Toelichting
Het blijkt voor VA’en niet eenvoudig om deugdelijk vast te stellen of toegenomen arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak of uit een andere. Voor de Centrale Raad is dat reden om het voordeel van de twijfel toe te passen bij blijvende onduidelijkheid over de oorzaak.
Ook het UWV heeft het principe ‘voordeel van de twijfel’ vastgelegd in de standaard ‘toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde oorzaak‘. Als niet duidelijk is dat toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde oorzaak voortkomt, maar evenmin duidelijk is dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid een andere oorzaak heeft, moet aangenomen worden dat er sprake is van dezelfde oorzaak.
Het UWV mag dus niet lichtvaardig ontkennen dat er een oorzakelijk verband is zonder dat dat door behoorlijk medisch onderzoek is aangetoond. Of UWV in de casus van Joris tot een meer deugdelijke onderbouwing kan komen dat weten we over zes weken.
Wat wij nu al weten is dat een kritische toetsing van afwijzende UWV besluiten gebaseerd op art. 55 WIA is aan te raden.
Auteur: Ad van Lieshout, www.lenm-advies.nl