Onze eerdere casuïstiek maakte duidelijk dat het werken met het ‘piepsysteem’ zonder inzet van artsen grote kans geeft op onjuiste uitkomsten. Maar soms dragen UWV artsen bij aan een nog grotere onduidelijkheid? Hoe staat met de kwaliteitsborging?
Joop bereikte aanvang 2020 de maximale LGU termijn en UWV kende aansluitend een VVU toe. Ook hier bepaalde een uitkeringsdeskundige en géén UWV arts dat medisch gezien de situatie van Joop in 2020 bij einde LGU ongewijzigd was ten opzichte van EWT in 2018.
Na bezwaar door onze cliënt vroeg afdeling B&B de primaire afdeling om een spreekuur dat werd uitgevoerd door een basisarts (ANIOS). Deze arts sprak met Joop, stelde een FML en een rapport op. Vroeg ook informatie bij de huisarts op maar wachtte het antwoord van de huisarts niet af waardoor de AD gelijk aan de slag kon. Eind 2019 ontvingen wij een voorgenomen besluit, het bezwaar werd gegrond verklaard en Joop was bij einde LGU meer arbeidsongeschikt, 45% werd 56%.
Tussentijds had de basisarts terugkoppeling van de huisarts ontvangen hetgeen aanleiding was om méér beperkingen op te nemen in de FML. In een aanvullend rapport noteerde de UWV arts de extra beperkingen en dat een AD een nieuwe beoordeling had gedaan maar dat dit niet leidde tot een andere mate van arbeidsongeschiktheid. Die bleef 56%. Wij vroegen het AD-rapport waar de basisarts aan refereerde op maar kregen als antwoord dat dit rapport er niet bleek te zijn?
In ons aanvullend bezwaar gingen wij in op het feit dat de UWV arts diagnoses vermeldde maar logischerwijs bijpassende beperkingen niet in de FML had opgenomen. Er volgde een hoorzitting waarna de VA B&B de FML bijstelde en de AD B&B twee van de drie eerder geduide functies liet vervallen. Nieuwe functies konden niet worden geduid. Er bleef er één over en daarmee was Joop op arbeidsdeskundige gronden volledig arbeidsongeschikt.
De beslissing op bezwaar gaf vervolgens aan dat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was waardoor recht op LAU zou bestaan. Uit ons dossier bleek echter niet dat UWV onderzoek naar de duurzaamheid had gedaan en dat stond ook letterlijk zo vermeldt in de FML. Wat nu? Op zoek naar een korte termijn oplossing viel de keuze op bellen met B&B en al snel meldde B&B dat de beperkingen als duurzaam werden beschouwd en er volgde alsnog recht op IVA uitkering.
Naschrift
UWV onderkent dat werken met onervaren basisartsen kwaliteitsrisico’s met zich brengt en om die reden zouden extra borgingsmaatregelen zijn getroffen. Die maatregelen zijn in geval van Joop volstrekt onzichtbaar gebleven. Alleen door duwen en trekken werd het juiste besluit verkregen.
Hantering van het ‘piepsysteem’ leverde bij einde LGU, zoals bij EWT, 45% arbeidsongeschiktheid op. Na bezwaar vond alsnog een beoordeling plaats door een primaire UWV arts met als gevolg toename van arbeidsongeschiktheid tot 56%. Na inhoudelijk bezwaar en een hoorzitting bleek zelfs sprake van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en recht op IVA. Het functioneren van de basisarts maakte duidelijk dat de maatregelen ter borging van de kwaliteit veel aandacht verdienen. Pijnlijker is dat hetzelfde gesteld kan worden over wijze van beoordelen gedurende de bezwaarfase.
Auteur: Ad van Lieshout, www.lenm-advies.nl